Wanneer gebruik je welke autoverlichting?
- Jasper
- 11 apr
- 2 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 12 apr
Welke autoverlichting gebruik je wanneer? Een handige gids!
Als automobilist is goede verlichting niet alleen belangrijk voor je eigen zicht, maar ook om gezien te worden door anderen. Toch zijn er flink wat verschillende soorten lampen op je auto, en het is lang niet altijd duidelijk welke je wanneer moet gebruiken. In deze blog leg ik het overzichtelijk voor je uit.
1. Dimlicht: de standaardverlichting
Dimlicht is de verlichting die je het meeste gebruikt. Je mag het altijd aanzetten, en in sommige gevallen is het zelfs verplicht. Denk aan rijden in het donker, bij schemering, of wanneer je zicht slecht is. Bijvoorbeeld tijdens hevige regenval of in een tunnel.
2. Stadslicht: voor als je stilstaat
Stadslicht klinkt misschien alsof je het in de stad moet gebruiken, maar dat klopt niet. Het is bedoeld als parkeerlicht. Dus: je zet het aan als je geparkeerd staat op een slecht zichtbare plek. Bijvoorbeeld in het donker bij slecht weer. Tijdens het rijden mag je stadslicht niet als enige verlichting gebruiken.
3. Dagrijverlichting: voor betere zichtbaarheid overdag
Dagrijverlichting is verplicht bij nieuwere auto's en schakelt meestal automatisch in als je de motor start. Het zijn zwakkere lampjes aan de voorkant van je auto die je overdag beter zichtbaar maken. Belangrijk om te weten: dagrijlicht vervangt dimlicht niet. Zodra het schemert of bij slecht weer moet je overschakelen op dimlicht.
4. Grootlicht: krachtig, maar niet altijd gebruiken
Grootlicht is de felste verlichting en herken je aan het blauwe icoontje op je dashboard. Je gebruikt het alleen ās nachts op donkere wegen waar niemand anders rijdt. Als er tegenliggers of fietsers aankomen, moet je het meteen uitschakelen. Grootlicht kan namelijk verblindend werken. In tunnels en bij mist is grootlicht nooit toegestaan.
5. Mistvoorlicht: Bij slecht zicht minder dan 200 meter
Mistlampen vooraan gebruik je alleen bij extreem slecht zicht, zoals dichte mist of hevige regen. Zicht minder dan 200 meter? Dan mag je ze aanzetten. Anders blijven ze uit.
6. Mistachterlicht: alleen bij zicht minder dan 50 meter
De mistlamp achtermag alleen aan bij zeer dichte mist, dus als je minder dan 50 meter ver kunt zien. Maar let weer op: Mistachterlichten zijn niet toegestaan hevige regen of sneeuw.
7. Waarschuwingslichten: als er iets mis is
Waarschuwingslichten (de gevarenlichten) gebruik je om andere weggebruikers te waarschuwen. Bijvoorbeeld als je snel moet afremmen voor een file, of als je met pech stil staat op de weg.
